Elke drie weken stapt Helmer opgewekt in zijn auto om naar de gevangenis in Hoogvliet te rijden. Het is zaterdagochtend en hij heeft al een hele werkweek achter de rug. Toch neemt hij de tijd om met voor hem volslagen onbekende gevangenen te gaan praten of een spelletje te dammen. “Ik vind het mooi om dit te doen”, zegt hij. “De hele week ben ik met commerciële zaken bezig en op zaterdagochtend doe ik iets voor mensen die niets voor mij kunnen doen. Het is christelijke naastenliefde, maar je geeft zo ook iets terug aan de maatschappij.”
Superspannend
“De eerste keer dat ik hierheen ging, vond ik het superspannend”, erkent hij. “Vooraf dacht ik: wat als iemand zegt dat hij een moord heeft gepleegd, of kinderverkrachter is? Daar heb ik wel een mening over. Maar op de een of andere manier heb ik daarin rust gevonden. Dat had ik van tevoren niet gedacht. De rechter gaat daarover, niet ik. We vragen gevangenen niet wat ze hebben gedaan, maar soms vertellen ze het zelf. Nu zie ik dat als mijn wieg op een andere plaats had gestaan, ik hier ook had kunnen zitten.”
De afdeling van de gevangenis in Hoogvliet bestaat uit links en rechts rijen cellen, over twee verdiepingen. Van één verdieping staan een uur de deuren open. De gevangenen maken hun cel schoon, ruimen hun boodschappen op of lopen wat rond. In het midden van de afdeling staan enkele banken bij elkaar. Verder staan er een biljart- en een tafeltennistafel. Omdat Helmer hier al een aantal jaren komt, kent hij altijd wel wat mensen. Vaak gaat hij met één of twee van hen op de banken zitten om te praten of een potje te dammen of schaken. “Ik was een keer aan het schaken met een van de gevangenen, toen een onwijs grote man erbij kwam staan. Ik ben zelf niet klein, maar hij was zeker twee meter en gespierd. Hij sprak geen woord Nederlands of Engels, maar gebaarde dat hij ook tegen mij wilde schaken. Ik dacht: ik laat hem maar winnen”, vertelt Helmer lachend. “Hij was mij een maatje te groot.”
Tekst loopt door onder de foto.
Kind noch kraai
Vaak gaan de gesprekken over de rechtszaak. In Hoogvliet zijn onze vrijwilligers aanwezig in het huis van bewaring. Daar zitten gevangenen die nog wachten op de uitspraak van de rechter. Eén van de ontroerendste gesprekken had Helmer met een man die verslaafd was en veel andere problemen had. Hij had kind noch kraai en had geen idee waar hij naartoe kon als hij weer buiten zou zijn. “Die man vroeg of ik met hem willen bidden. Dat was een kostbaar moment. Dat deed wel iets met me.” Maar dit is een uitzondering. “Ik vond het in het begin best moeilijk. Mijn ideaalbeeld was lekker veel het evangelie vertellen en dan gaan die gevangenen helemaal veranderd de gevangenis uit. Maar zo gaat het niet. Dat heb ik moeten accepteren. Jezus roept ons op gevangenen te bezoeken en niet om hen plat te preken. In het begin dacht ik wel: waar heb ik die gevangenen mee geholpen? Maar dat je er bent, is al je hulp. Dat je gewoon daar een praatje komt maken.”
“In het begin dacht ik wel: waar heb ik die gevangenen mee geholpen? Maar dat je er bent, is al je hulp.“
Jan doet dit vrijwilligerswerk in de gevangenis van Almelo. “Mensen vragen me weleens: is dit leuk werk? Nee, niet altijd. Soms lopen gesprekken niet. Toch kun je mensen helpen door hen aandacht te geven. En soms zijn er pareltjes onder de gesprekken. Die motiveren om door te gaan.” Na zijn pensionering wilde Jan zijn kennis en kunde inzetten in het vrijwilligerswerk, en dan het liefst buiten zijn eigen vertrouwde kring. Zo belandde hij in de gevangenis. Samen met een collega vrijwilliger zit hij regelmatig op de afdeling klaar met koffie en koek. Gevangenen komen er dan gezellig bij zitten. En soms levert dat bijzondere gesprekken op. Jan kan daar mooi over vertellen. “Ik zat een keer al een tijdje bij een groepje te praten over hun situatie. Vanuit het niets zei een van de mannen opeens tegen mij: ‘Jij bent zeker gelovig, hé?’ ‘Hoezo?’, vroeg ik, ‘omdat Gevangenenzorg een christelijke organisatie is?’ Maar dat wist hij niet. ‘Als ik zie hoe je praat en hoe je doet, ben je vast gelovig en ga je zondags ook naar de kerk.’ Jan beaamde dat.
“Maar hoe zit dat met jou dan, ga je soms zelf ook naar de kerk?”, vroeg Jan hem gevat. “Hij mompelde wat, maar kwam niet echt met een bevestigend antwoord. We praatten er nog even over door, maar in een groep loopt zo’n gesprek niet echt. Toen ik later met een van de mannen uit deze groep alleen doorpraatte, vertelde hij mij dat hij al bijna een jaar gevangen zit en dat er binnenkort uitspraak komt van de rechter, waarbij hij rekent op vrijspraak. ‘En’, zei hij, ‘Als ik vrij kom laat ik me dopen’. Hij vertelde verder dat hij via zijn vriendin in contact is gekomen met het geloof en dat hij ook de kerkdiensten in de gevangenis bezoekt.”
Dopen
Na zo’n gesprek heeft Jan op de terugweg naar huis veel om over na te denken. “Toch heel erg bijzonder dat iemand die je net ontmoet, je vraagt of je gelovig bent vanwege je praten en je gedrag. En dat je even later een andere gevangene uit die groep spreekt die je meteen al zegt zich na vrijkomen te laten dopen. Binnenkort is het Pinksteren, de Geest werkt door de (dikke) muren van de gevangenis.” Juist ook op plekken waaraan wij misschien niet als eerste denken.