Nieuwsbrief

‘Is er écht niemand die mij kan helpen?!’

Terug naar overzicht

‘Is er íemand die mij kan helpen?’ Met die vraag ging Inge achter haar computer zitten,  op zoek naar hulp. Haar zoon was opgepakt en zat in detentie. Ze was zó bang, zat zó vol vragen. Al zoekend kwam ze uit bij Gevangenenzorg. Ze kon met haar vragen en haar verhaal terecht bij onze maatschappelijk werker Gerdine. Eindelijk vond ze gehoor! Gerdine bracht in kaart wat Inge nodig had en zo kwam onze vrijwilliger Hannah in beeld.  

Trouw

Inmiddels bellen Hannah en Inge al ruim drie jaar met elkaar, maar vandaag zien die twee elkaar pas voor het eerst in levenden lijve. Even lijken ze te moeten wennen, maar dan is er meteen de vertrouwdheid van de telefoongesprekken. “Jij betekent heel veel voor me”, zegt Inge. “Jij bleef  trouw, bleef me aanhoren, terwijl het nooit eens een keer een leuk verhaal was.” Hannah knikt en zegt: “Het waren moeilijke verhalen. Maar ik vind je een sterke vrouw!” Inge heeft voor telefoongesprekken gekozen in plaats van bezoeken thuis. Dat voelt voor haar veiliger. Ze is haar vertrouwen in alles en iedereen kwijt, na alles wat er is gebeurd.

Hartafwijking

Ooit was ze moeder van een heel gewoon gezin (vader, moeder, zoon en dochter) in een klein dorp in de Randstad. Haar zoon, we noemen hem hier Jochem, kwam 35 jaar geleden ter wereld met een hartafwijking. Voor zijn leven werd gevreesd. “Dat maakt de band met je kind nog intenser.”  Jochem kwam er doorheen en groeide op als een sociaal en gemakkelijk kind. Na de basisschool ging hij naar het gymnasium. Alles wat hij oppakte, ging moeiteloos, of het nu schoolwerk was of sport. Totdat hij op zijn veertiende aan zijn moeder vertelde dat hij had geblowd. “Ik schrok daarvan en zei hem: ‘Als het hier maar bij blijft’.” Dat bleef het niet. Het ging van kwaad tot erger: pillen slikken, snuiven. “Hij ging mij bedreigen. Hij heeft me eens opgetild en me het hele huis laten zien. Ik zei tegen hem: ‘Als het je oplucht,  sla me dan maar in elkaar’. Ik was zó bang.”

Haat

De  druppel was de keer dat Jochem bovenaan de trap stond met een mes in zijn hand en zijn vader bedreigde. Toen heeft Inge de politie gebeld. “Hij werd meegenomen en  keek hij me aan met zo’n blik vol haat. Ik was heel bang voor hem.”

(Tekst loopt door onder de foto).

Op zijn achttiende is Jochem het huis uit gegaan, de spanningen werden te groot. Op een dag kreeg Inge telefoon. Jochem liet weten dat hij in de gevangenis zat. Een nieuw dieptepunt. Dat was het moment waarop Inge contact opnam met Gevangenenzorg. Er kwam zoveel op haar af. Haar man en dochter hadden inmiddels wat meer afstand genomen van Jochem. Inge zat vol vragen en had iemand nodig bij wie ze haar hart kon luchten. In haar omgeving ontmoette ze weinig begrip.  “Iedereen zei: laat hem los. Dat kan ik niet meer horen. Ik kan dat niet. Hij blijft mijn kind. Ik heb weleens tegen Jochem gezegd: Kon ik dat draadje tussen ons maar doorknippen. Daarop zei hij: het is geen draadje, het is een dikke kabel.” 

Vanzelfsprekend zocht Inge haar zoon in de gevangenis op, ook al vond ze dat enorm moeilijk. “Voordat je binnen bent, voel je je al gekleineerd. Je hebt het gevoel dat je zelf een misdadiger bent.” Toch bracht de gevangenschap ook iets positiefs. “Zolang hij vastzit, heb ik een beetje rust. Dan weet ik dat hij veilig is.”

Ik vind het zo fijn dat ik gewoon kan praten. Het voelt veilig”

Jochem heeft inmiddels meerdere keren in detentie gezeten, in perioden variërend van een jaar tot een paar maanden. Op dit moment is hij vrij. Het contact met Inge is minimaal. “Hij beheerst mijn leven”, zegt Inge. “Als hij belt is er altijd narigheid. Als ik zijn naam maar zie op het scherm van mijn telefoon, knijpt mijn keel al dicht.”

Dankbaar

Over dit soort ervaringen spreekt Inge met Hannah. Hannah werd zes jaar geleden vrijwilliger bij Gevangenenzorg. Ze was toen vanuit Canada weer in Nederland komen wonen. In Canada gaf ze bijbelstudie aan vrouwen in de vrouwengevangenis. Ze wilde graag ook hier iets betekenen voor mensen die te maken hebben met detentie. Daarom is ze er nu voor achterblijvers zoals Inge.

 “Ik vind het zo fijn dat ik gewoon kan praten. Jij oordeelt niet. Ik heb veel aan jou gehad, daar ben ik dankbaar voor”, zegt Inge waarderend.  “Het voelt heel veilig.” En verontschuldigend er achteraan: “Je moet weleens doodmoe van mij zijn geworden.”

Hannah glimlacht: “Ik luister graag naar je, maar soms heb ik wel een machteloos gevoel. Ik kan je niet helpen. Gelukkig kan ik dit altijd terugkoppelen naar maatschappelijk werker Gerdine. Zij geeft me dan tips. Dat is heel fijn. En ik mag voor je bidden.”